De relatie tussen kunstwerk en wereld: de wereldende wereld

 

1a. houding en kunstwerk

Het ervaren van een kunstwerk wordt vooraf gegaan door een houding waarin het werk kan worden herkend als kunstwerk. Ik ervaar het schilderij als kunstwerk doordat ik vooraf  het museum ben in gegaan. Ik vind de stoel als meubel nadat ik op zoek ben gegaan naar iets om op te zitten. Kom ik op weg naar het werk het schilderij tegen langs de kant van de weg, dan is het voor mij in eerste instantie een ding zoals ik die in die situatie kan verwachten: een reclameboodschap, een verkeersbord of een niet relevant object. Tijdens de ontmoeting kan ik mij realiseren dat het een kunstwerk betreft, maar pas na de beslissing er naar te kijken alsof het een kunstwerk is,  met de blik van de kunstliefhebber, kan ik de artistieke aspecten waarnemen en waarderen.

Er bestaan kunstwerken, maar ook andere werken zoals meubels, die zelf de juiste houding oproepen bij de persoon die in de nabijheid is. Dit kan door klaarblijkelijke schoonheid of werking: in dat geval vervult het werk de functie om zijn eigen omgeving te structuren in grote mate. Heidegger noemt in zijn kunstwerk-opstel de Griekse tempel als een voorbeeld hiervan. Om het even welk voorwerp kan, door de kracht van zijn ontwerp, de aandacht zo beïnvloeden dat men er niet aan ontkomt het werk, en de omgeving, vanuit de hierdoor opgeroepen houding te ervaren. Reclameboodschappen maken ook gebruik van deze mogelijkheid.

 

1b. kunstwerk en wereld

In elke ervaring van een werk wordt een relatie met dat werk opgezet. In een handeling, gaan de dingen (werken) binnen de situatie, op in de handeling. Als ik ga zitten verdwijnt de stoel uit mijn aandacht, hoewel de stoel natuurlijk nog een onderdeel is van de situatie. Ik vertrouw blind op de stoel. Heeft de stoel buitengewone kenmerken voor wat betreft ontwerp en aanzien, dan wordt de rol van de stoel, zelfs in de handeling van het zitten, pregnanter. Ik zal als vanzelf meer zorg om de stoel hebben en in de handeling zal mijn handeling gemakkelijk ook bij het voorkomen van de stoel blijven staan. De stoel structureert mijn wereld, ten minste voor een deel. In geval van een kunstwerk zal deze rol nog pregnanter zijn. De handeling is dan geen" verbruik" van voorwerpen ten einde iets te bewerkstelligen, maar de handeling zal zich richten op het werk: het gaat mij  dan om zo veel mogelijk van het werk als dat werk te ervaren.

 

Ik kijk naar een zelfportret van Rembrandt: ik zie hoe uit de schijnbaar slordig opgebrachte verf, een lichaam opdoemt en hoe in dit lichaam een persoon zich uitdrukt. Het gaat mij dan niet om dat lichaam te zien, of de geportretteerde persoon, noch gaat het mij om de knappe wijze waarop het werk is geschilderd. Het werk (en niet de verf of de getoonde persoon) trekt mijn aandacht.

 

Mijn aandacht kan gevestigd worden op wat het werk toont: het lichaam en de persoon. Maar het werk als werk trekt de aandacht, hoewel het door het werk getoonde veelal de aandacht krijgt. Ik kijk naar een schilderij en niet in eerste instantie naar een afgebeelde persoon. Het werk laat elke poging falen om het gebeuren van de ervaring van het werk te reduceren tot wat er is getoond of hoe het wordt getoond. Het werk is een ding, zoals het schilderij een object aan de muur is, maar het is een ding dat "werkt": het roept het getoonde op in wat het beste als een gebeuren of een krachtenveld kan worden omschreven. Zo is ook de ervaring van de museumbezoeker bij het zelfportret van Rembrandt: uit de verte zie ik het schilderij hangen in zijn "dingheid", als een ding en niet meer dan dat. Maar naar mate ik dichterbij kom, en zeker als ik recht voor het schilderij sta, ervaar ik de kracht van het schouwspel, dat als een gebeuren het één na het andere aspect oproept: het lichaam, de persoon, de verf, de compositie. Het werk is dan meer dan zo maar een ding. Ik zie het schilderij in zijn volle inhoud dan ook nooit in één blik. Ik blijf kijken en de ervaring, het schouwspel, lijkt nooit klaar te zijn. De ervaring van het werk is de ervaring van het werk als werk.

 

1c. wereldende wereld

Het hier boven beschreven gebeuren heeft een belangrijke eigenschap: er vindt een keten van ervaringen plaats. De eerste waarneming roept volgende op: ik zie iemand afgebeeld op het schilderij, ik ervaar de persoon door het vlees heen en zie hoe het lichaam door de verf heen schijnt, ik zie hoe er geschilderd is. Zo kan ook de omgeving van het hoofdthema en daarna de gehele afbeelding opnieuw mijn aandacht in beslag nemen. Dit spel gaat eeuwig door, steeds elk van de ervaringen verrijkend. In het schilderij opent zich zo een verband met voor- en achtergronden, wijzen van tonen, compositie, et cetera.  Het werk bewerkt in mij een houding waardoor ik bevattelijk wordt voor de wereld van het schilderij en ik vervolgens een nieuw bewustzijn krijg van hoe werelden verbanden zijn van dingen. Ik krijg een hoger bewustzijn van de wereld als wereld en hoe werelden zich continue vormen en transformeren tot weer nieuwe werelden: de wereldende wereld. De wereld is geen vaststaand geheel der dingen, maar een actieve relatie tussen mens en zijn omgeving. De wereld “is” niet, maar “wereldt”: er is een continue dialoog met de dingen.

De interpretatie van het werk is daarmee nooit “af” en daarmee toont  het uiteindelijke verband, de wereld, zich als een wereldende wereld. Een wereld die zich nooit laat fixeren tot één finale voorstelling, maar altijd, door zijn ontwijken, een veld om het veld van betekenissen laat zien. Het spel van het werk betreden  is gelijk aan het lezen van een tekst: ook daarin is er een continue wisselwerking tussen de tekens, de woorden, de zinnen, de daarin naar voren tredende gebeurtenissen, personen, concepten en grotere verbanden, zoals de thema's of de compositie van de tekst. Mensen hebben een hoger besef van de wereld, gedragen door de werken die hen hebben geleerd te lezen.